De bot, die berst; de bij, die zoemt, de wind, die zotheid gaat vertellen: wat men kortweg de lente noemt en de aarde komt op stelten stellen; dat klotst nu alles door mijn kop, en ‘k stak er wel een pluimken op, als ik maar niet zo deftig was, zo stijf in mijn geklede jas. Als ik de band maar los kon knopen, nam ik u allen dubbelthope: gij meiskens uit de stad, de stal, gij wijs als ’t boek, gij dom als oordje, gij uit ’t kasteel en gij uit ’t poortje, en gij, o boom, en gras en wal, gij witte, wandelende pater, gij paard, gij zon, gij wolk, gij water. en ‘k danste midden in uw tas, als ik maar niet zo deftig was, zo stijf in mijn geklede jas.
Richard Minne In de zoete inval. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1955
De krokus
Vroeg in het voorjaar is alles zo vrolijk,
vroeg in het voorjaar is iedereen blij;
omdat de krokussen dan weer gaaan bloeien,
geel, wit en paars, en zo glanzend als zij.
Dans toch, mijn kindje, en zing toch dat lied.
Kijk naar die kleuren, wees blij, en geniet!
Cicely Mary Barker